Wanneer docenten de 20-20-60 methode voor het eerst implementeren, helpen we hen bij het creëren van een breder begrip van methoden en opdrachten. In de meeste gevallen vragen docenten zich al hoe ze een groep actiever kunnen maken en wat ze moeten doen om er zeker van te zijn dat studenten specifieke delen van de inhoud begrijpen. In het proces van onderwijshervorming hebben we ontdekt dat docenten het meest worden geholpen met toegang tot actieve(re) methoden die passen bij hun stijl van lesgeven. Een van de docenten had bijvoorbeeld moeite om studenten (veel) ideeën te laten genereren. Na een lange introductie vonden studenten het moeilijk om een persoonlijk creatief idee te bedenken. Wat hielp was een korte introductie gecombineerd met een actieve sessie voor het genereren van ideeën.
Voorbeeld 1 Het keuzevak ‘Fablab Making’ is een van de vaste onderwijsmodules van het lab. De lessen bestaan uit 100 minuten. De docent ‘spreekt’ maximaal 20 minuten (lees: de docent introduceert een concept of techniek zoals 3D-printen). De les begint meestal met zo’n soort inleiding en de studenten hebben dan voldoende kennis om aan de slag te gaan. Er zijn ook lessen waarbij de klas begint met peer feedback op het (huis)werk waarna vervolgens een introductie volgt om daarop verder te itereren met behulp van een nieuwe techniek of concept. Het doel van 20-20-60 is om de docent te dwingen een efficiënte vorm van uitleg te ontwerpen die voldoende startkennis biedt maar niet belemmerd om te beginnen.
Voorbeeld 2 Het gebeurt ons allemaal wel eens, we komen later binnen dan gehoopt. Om studenten niet te laten wachten, tijd is kostbaar, bedachten we (in the heat of the moment) een DIY-tour door het lab – we vroegen studenten om zichzelf rond te leiden in het lab en diverse dingen aan te raken en vragen te stellen aan de aanwezige makers. In de tijd dat de studenten dit zelfstandig deden, zetten wij onze presentatie en materialen klaar. Toen de studenten terug waren konden we vlekkeloos en vol rust starten aan de workshop. Een interessant bij-effect was dat studenten veel beter gefocused waren voor de introductie nu de spanning van ‘wat is er eigenlijk in dat lab’ en ‘wat hoor ik toch allemaal voor geluiden’ deels was weggenomen door het zelf al te ervaren en zien. Studenten stelden kritischere vragen uit nieuwsgierigheid in plaats van de standaard start-vragen als ze onwetend starten. In de evaluaties zijn studenten tot op de dag van uitermate enthousiast over deze start, en wij als docenten ook. Het neemt een drempel weg en helpt ze om sneller in de materie te duiken.
Frustratie de baas: Soms lukt het niet, zit alles tegen. Ook als docent kun je dit ervaren. De kunst is dan rustig het proces te blijven doorlopen, vertrouwend op de goede uitkomst. Studenten leren mee!
Laat me het zelf ontdekken!: Wat was de laatste keer dat je zelf iets nieuws leerde? Het is leuker als je zelf tot een ontdekking komt dan als iemand het voor je verklapt.
Gebruik energizers: Energizers helpen om de energie omhoog (of omlaag) te brengen als dit nodig is. Er zijn honderden energizers die je kunt inzetten met verschillende doelen.
Evalueer regelmatig: Evalueren kun je op allerlei manieren doen. Doe het vooral niet alleen achteraf, maar gebruik het ook om tussentijds inzicht te krijgen in de voortgang en methode.
Reageer op onverwachte situaties: "Kan een banaan ook in de lasersnijder?" Probeer het uit! (Overigens hebben we wel geleerd dat we liever geen biefstuk of nat voedsel in de machine willen hebben..)
(+): De lessen worden “soepeler”, nu er meer tijd is om te ‘doen’ en minder tijd voor passieve kennisconsumptie. Docenten worden gedwongen om hun curriculum kritisch te herzien, dat te vergelijken met bestaande kennis (online) en om voorbeelden en aanvullend materiaal online te plaatsen als naslagwerk. Dit materiaal is bij voorkeur ook toegankelijk voor anderen, in een database met kennis over verschillende onderwerpen, waardoor ook collega’s gebruik kunnen maken van elkaars werk. (Hier schuilt een mogelijk tijd efficiëntie in lesvoorbereiding!)
(-): Studenten moeten er vaak aan wennen dat ze geen onderwijs meer consumeren, maar dat ze kennis actief tot zich moeten nemen en ontwikkelen op basis van hun huidige behoeften. Ze moeten eigenaar worden voor hun eigen leren. De begeleiding bij dit proces kost soms evenveel tijd als de begeleiding naar de inhoudelijke kennis. Docenten moeten ook de gewoonte van ‘klassikaal spreken’ afleren als de belangrijkste vorm van kennisuitwisseling. Onzekerheid over het leerproces en de positie van de docent leidt soms tot meer spreken in plaats van minder.
Start de les met een reflectie op eerdere lessen of kennis. Dit kan met een quiz, een rondje langs gemaakt huiswerk of door een stand-up te organisere...
Lees meerStart de les met instructie, inspiratie of andere manieren om kennis over te dragen. Vervolgens gaat de groep aan de slag met maken / doen. Het laatst...
Lees meer